Ene van Zundert, hoofdstuk 18, Zuster Cor van de Ven

 
 

Zuster Cor van de Ven
Geboren in Schalkwijk (U), 1927
Voormalig wijkzuster
Woont in Zundert
 

Want verpleegster is ze nog steeds in hart en nieren. Ook al heeft 'Zuster van de Ven' in 1983 afscheid genomen van haar werk als wijkzuster, de zorg voor medemensen gaat haar boven alles. Ze is onverdroten actief in de dorpsgemeenschap, is het eerste meldpunt in noodgevallen voor ouderen die op sociale alarmering zijn aangewezen en helpt waar nodig haar buurvrouw uit de brand of uit bed. Op haar eigen wijze. Verwacht geen Florence Nightingale als Cor binnenkomt. Dat is ze nooit geweest.
,,Ik denk dat Zundert me altijd maar een strenge tante vond, met een donkere stem, zwarte ogen en grote handen. Maar na een tijdje hadden ze wel door dat ik het niet zo kwaad meende.”
Cor van der Ven kwam op 7 december 1958, op haar 31ste, als wijkzuster naar Zundert. Oorspronkelijk kwam ze uit Schalkwijk in de provincie Utrecht. Ze heeft zich in de begintijd behoorlijk moeten bewijzen in Zundert. ,,De taal bijvoorbeeld, hè. Nou had ik een deel van mijn opleiding in het Laurensziekenhuis in Breda gedaan, dus 'Brabants' klonk wel bekend, maar hier zijn de uitdrukkingen toch weer anders. Wat moest ik bijvoorbeeld denken van baby die een wijs kind genoemd werd. Wijs? Ik vond het een beetje vroeg om dat van zo'n hummel te zeggen, maar ze bedoelden natuurlijk: een zoet kind.
,,Mij vonden ze maar een eigenwijs mens, toen ik hier kwam. Een mens dat de boel hier zo nodig moest komen veranderen. Liga's verbieden, omdat daar suiker in zat. Daardoor kregen de kleuterscholen geen kleurplaten meer, dat was een ramp!
Die hervormingen, daar zaten in die tijd veel wijkzusters mee, maar er waren nu eenmaal veranderende inzichten op het gebied van voedingshygiëne en wij werden geacht ze uit te dragen. En niet alleen aan de bewoners hoor. Er was een arts, ik zal zijn naam niet noemen, die gewend was om één spuit voor meerdere kinderen te gebruiken.” Het was hard werken voor de wijkzusters in die tijd.

 




,,Ik kreeg Zundert en Klein Zundert onder mijn hoede. Al mijn werk moest ik op de fiets doen. De eerste dag mocht ik meerijden met mijn collega zuster Toth, maar die bemoeide zich verder alleen maar met Achtmaal en Wernhout.”
De eerste werkdagen legde ze meteen haar vuurproef af. Er stierf een patiënt en Cor van de Ven werd geroepen om de man af te leggen. ,,Dat had ik in het ziekenhuis uiteraard ook wel aan de hand gehad, ,maar dat is thuis toch duidelijk anders. Thuis zijn er allemaal ongeschreven wetten. Zo ging de dode niet meteen in de kist, de eerste drie dagen lag hij in een doodskleed op bed. Als wijkzuster ging je iedere dag even kijken of het nog 'om aan te zien was';. Daarna werd je geacht hem in de kist te komen leggen. Normaal gesproken doe je dat samen met een buurvrouw, maar ik had de pech dat deze buurvrouw het ook voor de eerste keer deed. Ik zie ons nog staan overleggen hoe we dat allemaal het beste konden aanpakken. Ik wist in ieder geval, dat de dode met zijn voeten naar de kerk moest wijzen. We zullen het wel goed hebben gedaan, want ik heb naderhand geen klachten gehoord.



 

,,Ik was ook nog maar net hier, toen zich een difterie-epidemie aandiende. Heel Zundert moest worden ingeënt en we hadden maar een beperkt aantal injectiespuiten. Daar kan ik verhalen over vertellen! We vlogen van de ene kant naar de andere kant van het dorp, van de ene school naar de andere, en tussendoor moesten de spuiten worden gesteriliseerd. Overal legden we alles netjes klaar, alle spuiten op een steriel laken.
,,Maar we werden nauwlettend in de gaten gehouden. Juffrouw Heerse bijvoorbeeld, hoofd van de Annaschool, kwam even kijken of we het allemaal netjes hadden klaargezet. Alles was prima, vond ze, alleen het laken lag niet glad genoeg, daar ging ze nog even met haar blote handen overheen. Dág steriel laken!
,,Nog mooier was het, toen de Aloysiusschool aan de beurt was. Bouwmans, het hoofd van de school, kwam bij binnenkomst al hulpvaardig naar me toe: 'Ik heb de kinderen al voorbereid,, dus jullie kunnen meteen aan de gang.
Dat hebben we geweten. Toen we alles hadden klaargezet, kwam de eerste bezorgde leerkracht naar me toe: 'Wat moet ik doen als er eentje misselijk is?' Ons advies was: laten zitten met het hoofd tussen de knieën.
Dan kan ik maar beter de hele klas vast zo wegzetten', was het antwoord. 'Mijnheer Bouwmans is namelijk langs geweest om voorlichting te geven'
In die tijd woonden de wijkzusters met elkaar boven het Wit-Gele-Kruisgebouw. Zo waren ze gemakkelijk te vinden voor de bevolking. Maar het betekende dat ze ook vaak in het weekend of 's nachts gestoord werden. Bij onverwachte zaken, bijvoorbeeld bij bevallingen, namen de zusters het vaak van elkaar over, en zo kon het gebeuren dat je een hele nacht voor iemand overnam en daarna je eigen werk weer ging doen.

 


,,Baby's wegen aan huis bijvoorbeeld. Totdat de baby zes weken was, kwamen we aan huis. In het buitengebied deden we dat zelfs tot drie maanden. Dat wegen was heel voornaam, niet alleen om de kinderen in de gaten te houden, maar ook vanwege de contacten met de moeders. Op een keer was het heel erg druk. Ik stond op het punt om een weegbeurt over te slaan, het was vlak voor de Pinksteren, gelukkig ben ik toch gegaan. Het kindje bleek voortdurend te spugen, en door de manier waarop het spuugde, wist ik dat het gevaarlijk was. Ik sloeg alarm en die baby is voor Pinksteren nog geopereerd.
,,Ook de nazit bij het wegen was belangrijk. Vaak moest je nog even koffie drinken en dan kwamen er allerlei verhalen. Op die manier merkte je al gauw aan de moeder of iets was. In het begin deden we al die bezoeken op de fiets. Later kreeg ik een brommertje en weer later kocht ik een Fiatje 500. Daar heb ik lang in gereden. Zundert kon me daar in uittekenen.” Er kwamen op den duur wel meer wijkverpleegsters en die woonden allemaal boven het Wit-Gele-Kruisgebouw. ,,Toen ik een televisie had, kwam iedereen altijd bij mij kijken. Wel gezellig, maar je had nooit een moment voor jezelf.”

 


Toen in 1969 het Margriet van der Laerhofje werd gebouwd kreeg Cor eindelijk een eigen plekje. Daar woont ze nu nog. ( Cor is in Mei 2016 overleden)
,,Ik heb in Zundert van 1958 tot en met 1983 gewerkt. Toen moest ik wel stoppen, de pijn in mijn benen en mijn rugklachten werden te erg. Het is wel eens moeilijk om te aanvaarden dat je lijf het niet meer doet. Kromme benen hè, het zit in de familie.
Ik heb er nooit spijt van gehad. Het was een mooie tijd. Het was iets, als je bij de mensen kwam. Je betekende iets voor hen. Ik heb verschrikkelijk veel Zundertenaren geboren zien worden, gewogen of verschoond. Reken maar uit: er werden 200 tot 250 kinderen per jaar geboren, dat zijn er meer dan vijfduizend.
,,Ik ben ook nooit getrouwd. In mijn jeugd kreeg ik geen verkering. Door de benen was ik ook niet zo happig om bijvoorbeeld op dansles te gaan. Ik had geen maatgevoel en je mocht trouwens toch niet eerder op les dan je 18de. Denk er om, dat de pastoor stond te controleren. Ook in Schalkwijk.
,,Later was ik steeds aan het studeren, of aan het werken. Het kwam er gewoon niet van. Je voelde het wel hoor, als er bij een zus een kleintje werd geboren. Maar ach, ik had gewoon geen tijd om te trouwen.”
Is ze nu een Zundertse of niet?
,,Als ik in Zundert zeg 'Ik ga naar huis', dan bedoel ik Schalkwijk en mijn familie daar. Maar als ik daar ben, zeg ik 's avonds: Ik ga naar huis. En dan bedoel ik Zundert.

 
Terug naar begin Terug naar boekinformatie naar volgendeNaar volgende schilderij/verhaal